Dagelijks Woord

Meer over Meditatie

Meditatie

‘De opstanding der doden’

‘En indien er geen opstanding der doden is, zo is Christus niet opgewekt. En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is ook uw geloof…’ (1 Korinthe 15:13,14)

Er is niets nieuws onder de zon, zo sprak de wijze Prediker. En zo is het ook. Vandaag de dag wordt op grote schaal de opstanding uit de dood geloochend. Na de dood is immers alles afgelopen en is er slechts het oneindige ‘niets’. Maar wat nu vanaf de daken wordt verkondigd, was in de dagen van de apostel Paulus ook aanwezig. Ook toen hadden velen grote moeite met de prediking over de opstanding der doden. In Korinthe heerste de gedachte, dat het lichaam er eigenlijk niet toe deed. Van de mens is de ziel alleen belangrijk. Door Gods Geest ging Paulus tegen het Griekse denken in door te benadrukken, dat het lichaam er wel toedoet en dat met de opstanding der doden ziel en lichaam hersteld zullen worden naar Zijn Beeld.

In de eerste brief aan de gemeente van Korinthe in hoofdstuk 15 gaat Paulus uitvoerig in op de loochening van de opstanding der doden. Hij confronteert hen in dit hoofdstuk met de consequenties van die ontkenning. In vers 13 zegt hij: ‘En indien er geen opstanding der doden is, zo is Christus ook niet opgewekt.’ Uit deze zin blijkt, dat Paulus er zonder meer vanuit gaat, dat er een opstanding der doden is. Los van het feit, dat Christus uit de dood is opgestaan, bestond die gedachte of dat gevoelen al. Tenminste, dat maak ik uit de manier van redeneren van de apostel op. De Griekse onderwaardering van het lichaam was kennelijk niet tot in alle lagen van de bevolking doorgedrongen. In de gemeente waren er wel enige sympathisanten die het Griekse denken omarmden. Paulus doet nu pogingen om dit gif uit de gemeente te bannen. Vandaar dit uitvoerige hoofdstuk.

Na gezegd te hebben, dat wanneer er geen opstanding der doden is en zo ook Christus niet is opgewekt, gaat hij verder met de indringende opmerking: ‘En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is ook uw geloof.’ (vers 14) ‘IJdel’ betekent hier: ‘nietszeggend’, ‘gebakken lucht’, ‘rondzwevende luchtbellen’! De consequentie is dan, dat de prediking een nietszeggende luchtbel is! Maar dit geldt dan ook voor het geloof. Uw geloof stoelt bij loochening van de opstanding op ‘gebakken lucht’. ’t Stelt dan compleet niets voor. Scherpe woorden! Toch zijn ze in de liefde gedompeld. Paulus wil de Corinthiërs duidelijk maken, dat aan hun geloof het nodige schort. Een uiterst belangrijk element wordt gemist en dit kan onmogelijk gemist worden. Dit wil Paulus hier benadrukken. Het geloof dat Gods Geest in het hart van Gods kinderen werkt, weet van de opstanding der doden. Het geloof dat daar geen weet van heeft, is niet het waar zaligmakende geloof. Met dit ’geloof’ kan geen mens zalig worden. Kort samengevat, komt het daarop neer…

Paulus is in dit hoofdstuk nog niet klaar met de loochenaars van de opstanding. Hij vraagt vervolgens of ze wel door hebben wat de gevolgen zijn van de loochening van de opstanding. Het betekent immers – en hij gaat het persoonlijk op zichzelf toepassen – dat hij dan een valse getuige van God is. (vers 15) Kort gezegd: ik ben gewoon onder u een leugenaar geweest. ‘…want wij hebben van God getuigd, dat Hij Christus opgewekt heeft, Dien Hij niet heeft opgewekt, zo namelijk de doden niet opgewekt worden’ 

Zo nadert de apostel in dit indrukwekkende hoofdstuk langzamerhand de kern van zijn betoog. Na zijn belagers stapje voor stapje te zijn gevolgd, zegt hij onomwonden, dat wanneer zij erbij blijven, dat Christus niet is opgewekt hun geloof tevergeefs is en dat dit als consequentie heeft, dat ze nog in hun zonden zijn. (vers 17) Met deze diepgravende opmerking geeft Paulus aan, dat voor hem de opstanding betekende, dat de zonden en de schuld achtergebleven waren in het graf en God was voldaan door de zoendood van Zijn Zoon. Christus ging beladen met de zonden en de gemaakte schuld de dood in. Hij was werkelijk het Lam Gods Dat de zonde der wereld wegneemt. (Johannes 1:29) Geen offer van onze kant is in staat om de zonde te verzoenen. Wij maken met onze verzoeningspogingen de schuld alleen maar dagelijks meerder. Hoezo zult u of jij misschien wel vragen?  De Heere heeft Zijn Zoon naar deze wereld gezonden om daarmee duidelijk te maken, dat ik nooit meer aan Gods eisen kan voldoen. Mijn beste werken zijn met zonden bevlekt. Door te rusten op mijn verzoeningspogingen geef ik aan, dat ik meer waarde hecht aan mijn pogingen dan aan het bloed van Christus.  Ik heb dan nog niets begrepen van de diepte en de ernst van de zonde en van Gods heiligheid en rechtvaardigheid. Paulus was door Gods genade ervan doordrongen, dat zijn goede werken niets dan ‘blinkende zonden’ waren. Toen de Heere Zijn licht over al zijn werken wierp, zag hij zich met schone deugden op de brede weg naar het eeuwig verderf gaan.

Voor Paulus waren het kruis van Golgotha en de opstanding uit de doden van Christus de kernpunten van zijn boodschap. Het kruisevangelie verkondigde hem: ‘Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven’ en het paasevangelie verkondigde hem, dat de dood was overwonnen en hij door het geloof nu deelhad aan het eeuwige leven. Dit perspectief ontnam hem de adem. Zo groots en schoon is deze boodschap. Daarom zijn allen die in Christus ontslapen zijn voor eeuwig Thuis. Wat een troosteloze leer, aldus de apostel, als de mens alleen in en voor dit leven op Christus is hopende.  ‘…zo zijn wij de ellendigste van alle mensen.’ Christus is opgewekt en stond in eigen kracht op - om nooit meer te sterven - als de Eersteling van degenen die ontslapen zijn.

Wekenlang hebben wij dit kruisevangelie mogen beluisteren. Heb ik echt begrepen, waar het nu om gaat bij de verkondiging van het lijden en sterven en de opstanding van Christus? Het is niet genoeg, dat we er emotioneel onder geraken. Dat kan zomaar gebeuren! Het is aangrijpend om te horen hoe Hij veracht, geslagen en gekruisigd werd en stierf als een onschuldige. Het is niet best, als het ons onberoerd laat, maar Gods Geest moet ons onderwijzen waarom Hij stierf en Hij opstond uit de dood. Daarom is het zo’n wonder als de blik naar binnen wordt geleid en wij onszelf leren zien in het licht van Gods heilige wet.  Dan blijft van ons kleedje van deugden niet veel over dan een wegwerpelijk kleed. En als er geen kleed of bedekking meer is, sta ik in mijn schande voor de Heere. Zoveel kwaads tegenover zoveel goeds bedreven. Wat leert Gods Geest mij dan bij dit zielsovertuigende werk? Dan is er maar een antwoord: ‘Met mij o Heere, kunt u nooit meer gemeenschap oefenen. Ik ben Uw straf dubbel waardig!’  Dat is uiterst teer geliefden, als de Heere het hart zo buigt, dat je als een strafwaardig mens voor Hem staat. In de Heere kun je geen onrecht ontdekken. Kunt u zeggen wat het betekent, als de Heere je ogen opent voor Zijn Zoon Die tot je zegt, dat Hij al je zonden en de gemaakte schuld op Zich heeft genomen? Kun je begrijpen, dat het hart overloopt van liefde voor Hem? En ook dit, dat hoe meer Gods Geest je laat inblikken in Zijn wonden je de zonden steeds meer gaat haten? Met Hem wil je leven en door Hem de strijd aangaan tegen de drie doodsvijanden.

Deze strijd blijft hier tot onze laatste ademsnik. Maar dan is het echt voorbij. Dit verkondigt dit machtige paasevangelie. De Heere geve dat binnen de gemeente de kracht van het kruis en de opstanding heerlijk mag openbaar komen tot roem van Zijn lieve Naam Amen.

  • © hersteld hervormde kerk 2024